De Nederlandse pluimveesector is wereldwijd toonaangevend als het gaat om voedselveiligheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en het milieu.
Gert-Jan Oplaat
Voorzitter Nepluvi
Dierenwelzijn en voedselveiligheid
“Wij zoeken voortdurend naar mogelijkheden om ons product, pluimveevlees, en de wijze waarop dat product tot stand komt, te verbeteren”, vertelt Gert-Jan Oplaat, voorzitter van Nepluvi, de Vereniging van de Nederlandse Pluimveeverwerkende Industrie. “Daarbij staan altijd twee dingen voorop: dierenwelzijn en voedselveiligheid.
Ketenbrede samenwerking
Bijzonder is dat binnen Nederland alle onderdelen van de keten samenwerken en elkaar stimuleren om steeds beter te presteren. “Groot voordeel van Nederland is dat al die bedrijven op relatief korte afstand van elkaar gevestigd zijn. Dat maakt het contact, ook tussen bedrijven die enorm van elkaar verschillen, veel makkelijker.”
Oplaat doelt op de grote variëteit binnen de keten. “Je hebt onder meer de fokkerij, het vleeskuikenbedrijf, de slachterij, de groothandel en de retail. Maar vergeet niet dat ook de toeleverende industrie van groot belang is; zoals bedrijven die stallen en slachterijlijnen ontwikkelen, producenten van voer, transporteurs die zorgen voor het vervoer naar de slachterij en natuurlijk de deskundigen van Wageningen Universiteit, de faculteit Diergeneeskunde van Universiteit Utrecht, het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.”
Reductie antibioticagebruik
Voorbeelden van het succes van die ketenbrede samenwerking zijn er voldoende. “Neem bijvoorbeeld de reductie van het antibioticagebruik. Ten opzichte van 2009 gebruiken wij nu 74 procent minder antibiotica en daarbij is de gezondheid van de dieren niet alleen gelijk gebleven maar zelfs verbeterd. Ook als het gaat om het terugdringen van Salmonella en Campylobacter in pluimveevlees, bacteriën die in de natuur volop voorkomen, zijn wij bijzonder succesvol.
Dat blijkt onder meer uit een recent rapport van het RIVM. Waar het aantal Europese ziektegevallen steeg, realiseerde onze sector in diezelfde periode in Nederland juist een daling van 12,9 procent. Dat is echt het resultaat van voortdurend evalueren en innoveren.”
Drie miljard export
Belangrijke pijler van het innovatieproces zijn de strenge hygiënemaatregelen. “Wij hanteren zelfs strengere regels dan binnen Europa verplicht zijn. Dat doen wij natuurlijk ook om ons te onderscheiden. Want door die strenge regels hoeven wij geen vreemde maatregelen te nemen zoals de pluimveesector in de Verenigde Staten. Die ontsmetten hun vlees door middel van een chloorbad, dat is die beruchte chloorkip.
Het is niet voor niets dat die kip in Nederland niet wordt toegelaten. Ook is het niet voor niets dat steeds meer landen kiezen voor een Nederlands product. Wij exporteren jaarlijks wereldwijd voor zo’n drie miljard euro.” Bij die export streeft de sector ernaar geen enkel onderdeel van de kip onbenut te laten. “Als je een dier slacht, ben je in onze ogen verplicht om alle delen van die kip te gebruiken.
Ten opzichte van 2009 gebruiken wij nu 74 procent minder antibiotica en daarbij is de gezondheid van de dieren niet alleen gelijk gebleven maar zelfs verbeterd.
Dus als in Nederland en in andere West-Europese landen vooral het borstvlees wordt gegeten, gaan wij op zoek naar landen, bijvoorbeeld in Azië, waar de vleugeltjes en de pootjes als delicatesse worden gezien. Zo zorgen wij ervoor dat geen enkel stukje van de kip hoeft te worden weggegooid.”
Beter leven
Kippen in Nederland zijn niet alleen steeds gezonder, ze hebben ook een steeds beter leven. “Samen met onder meer de Dierenbescherming zijn vergaande maatregelen genomen om niet alleen de gezondheid maar ook het welzijn van de dieren te verbeteren”, vertelt Oplaat.
“Daarbij kun je onder meer denken aan het direct en continu aanbieden van voer en water (early feeding) aan eendagskuikens, aan betere huisvesting met ruime stallen en vloerverwarming waar daglicht aanwezig is en waar strobalen liggen, aan het ontwikkelen van een robuuster en langzaam groeiend ras voor een bepaald concept, aan stallen met overdekte uitlopen en aan betere omstandigheden tijdens het transport. Dankzij al die verbeteringen heeft de kip daadwerkelijk een beter leven.”