Nederland heeft de ambitie om in 2050 volledig circulair te zijn. Een economie waarin afval niet bestaat. Intussen produceert de gemiddelde Nederlander sinds 1950 alleen maar meer en meer kilo’s afval. Momenteel zitten we al op een jaarproductie aan afval van 490 kilo per hoofd van de bevolking. We raken alleen maar verder verwijderd van een circulair Nederland. Hoe gaan we het tij keren? Elisah Pals aan het woord.
Onze kleding wordt geproduceerd om zeven keer te dragen, en dan af te danken. En dat gebeurd ook. Apparaten gaan snel stuk. Ze gaan vaak net lang genoeg mee tot er een nieuwe versie van uit komt, die we dan weer gaan kopen. We bestellen ons suf, en sturen de pakketten met het grootste gemak weer terug, waardoor talloze producten in warenhuizen liggen te verstoffen, omdat ze niet nog een keer verkocht kunnen worden. Dead stock heet dat dan. Onze consumptiemaatschappij is doorgedraaid. Niets is nog écht waardevol. Alles is vervangbaar, en het liefst zo snel mogelijk.
Status quo
Onze voedselverpakkingen zijn geen uitzondering in dit geheel. We maken verpakkingen voor eenmalig gebruik, van een materiaal dat nooit vergaat. Hoe bizar is dat eigenlijk? Wereldwijd zijn honderdduizenden mensen bezig met het opruimen van zwerfafval. Iedereen herkent de ergernis van rondslingerend afval op straat. Regelmatig zie ik plaatjes voorbij komen van zwerfafval uit de jaren ’90 of ouder. Nog vrijwel intact. Degelijk spul dat plastic. Maar ergeren en verbazen we ons evenveel in de supermarkt, als we alles verpakt zien liggen? Maken we wel genoeg bewuste keuzes om eenmalig plastic te vermijden en niet te kopen? Of nemen we dit aan als een acceptabele status quo? ‘Zo is het nu eenmaal’.
Niet méér recylen maar minder weggooien
Kort gezegd: in een circulaire samenleving, waar we over minder dan 30 jaar willen zijn, is er geen plaats voor wegwerpproducten. En helaas voor recycle- en afvalverwerkingsbedrijven, in die circulaire samenleving, is óók geen plaats meer voor downcycling en verbranding, wat vaak toch nog als circulair wordt aangemerkt.
Wat dan wel? We moeten niet méér recyclen, maar minder weggooien. Het begint met preventie. Refuse en reduce. Nee zeggen, alleen het nodige verpakken en bewuste keuzes maken in wat we écht nodig hebben. Daarbij hoort overigens ook een nieuw en bescheidener besef van wat ‘nodig hebben’ inhoudt. Tegenover het begrip: ‘omdat je het waard bent’.
Gedag tegen wegwerp
Daarna komt hergebruiken. Heb je toch echt een verpakking nodig? Kies dan voor een hervulbare verpakking, zoals een verpakking met statiegeld. Recycling is niet de slimste manier om met materialen om te gaan. Je hebt dan namelijk al een aantal kansen gemist, in het kader van preventie. Daarnaast kost recycling veel energie. Is recycling niet te voorkomen, dan moet het ook daadwerkelijk RE-cycling zijn, en als volwaardig product kunnen terugkomen in de keten.
Er is nog veel werk aan de winkel. Iedereen moet aan de bak. Consumenten, producenten, supermarkten, de overheid. Niemand wordt uitgezonderd. Dat vraagt ook om nieuwe normen, en een nieuw begrip van succes. Het zijn de begrippen tevredenheid, voldoening, degelijkheid en tijdloos die we moeten omarmen.
Laten we weer waarde gaan hechten aan de spullen in ons leven, aan de dingen waarmee we ons omringen. Laten we wegstappen van de wegwerpmaatschappij. Hergebruik wordt de norm. En wegwerpplastic? Dat heeft geen toekomst meer.