Een kind kan zich alleen ontwikkelen tot een evenwichtige volwassene als hij of zij is opgegroeid in een stabiel gezin waar liefdevolle zorg en aandacht werd gegeven aan alle gezinsleden.
Leven of overleven
“De eerste duizend dagen leggen de basis voor een evenwichtige ontwikkeling”, stelt René Clarijs, hoogleraar Jeugdbeleid en jeugdzorg, beleidsadviseur voor overheden en hoofdredacteur van het tijdschrift Jeugdbeleid.
“Als er iets verkeerd gaat in die periode, denk aan drank-, drugs- of andere verslavingsproblematiek, oorlog, armoede en het wegvallen van stabiliteit en geborgenheid door het overlijden van de vader of moeder, dan zijn de gevolgen vaak desastreus voor het latere leven.
Wie opgroeit in een risicovolle omgeving zonder liefde aandacht en structuur kan zich moeilijk hechten. Zo’n kind is vooral bezig met overleven. Wie geen liefde heeft gekend, kan ook geen liefde geven. Zo’n kind kan bijvoorbeeld denken dat agressie de enige manier is om te overleven.”
Als ouder begeleid je je kinderen naar volwassenheid en sta je, ook als ze eenmaal op zichzelf wonen, voor hen klaar als dat nodig is
Gewoon zijn
Het is daarom belangrijk om, als die oorspronkelijke stabiliteit en geborgenheid wegvallen, zo snel mogelijk te zorgen voor vervanging daarvan. “Dat hoeft niet heel bijzonder te zijn”, meent Clarijs.
“Liefst niet zelfs. Baby’s, peuters, kinderen en pubers willen maar één ding: gewoon zijn. Al van jongs af aan weten ze heel goed wat ‘gewoon’ is: een veilig plekje in gezinsverband waar ze worden gewaardeerd, geaccepteerd en verzorgd.”
Aandacht, liefde en begeleiding
Het feit dat de eigen vader, moeder, broertjes of zusjes zijn weggevallen, hoeft geen obstakel te zijn voor het vormen van een nieuwe band. “Belangrijk is dat er een volwassene is die niet voor eventjes, maar voor het verdere leven kan fungeren als vader of moeder.
Het liefst zijn er ook andere kinderen die opgroeien in datzelfde gezin. Die worden dan na verloop van tijd gezien als broertjes en zusjes. Vanzelfsprekend is er tijd voor nodig om eraan te wennen dat er weer iemand is die van je houdt, voor je zorgt en je begeleidt.
Maar als er voldoende tijd is, ontstaat er doorgaans weer een nieuwe gezinsband.”
Gezin, school, vrijetijdsbesteding
Binnen het jeugdbeleid wordt gesproken over drie milieus. “Het eerste milieu is het gezin”, licht Clarijs toe. “Daar moet je je veilig en geliefd voelen. Het tweede milieu is de school. Omgaan met andere kinderen van jouw leeftijd, het leren dat er meer volwassenen zijn die vriendelijk zijn en je helpen, dat geeft vertrouwen in de mensheid in het algemeen.
Wie opgroeit in een risicovolle omgeving zonder liefde aandacht en structuur kan zich moeilijk hechten
Het derde milieu is de vrije tijd. Simpelweg kan ontspannen met leeftijdsgenootjes: een partijtje voetballen, muziek maken en toneel spelen je zelfvertrouwen geven. Merken dat je ergens goed in bent en het krijgen van waardering als vriendje of vriendinnetje speelt hierbij ook een grote rol. Het is merkwaardig dat in Nederland het derde milieu, waar we preventie kunnen plaatsen, zo sterk wordt verwaarloosd; bijna alle politieke aandacht gaat uit naar de dure jeugdzorg in het eerste milieu.”
Geen tehuis maar een thuis
Clarijs benadrukt het belang van een nieuwe thuissituatie. “Kinderen in een tehuis hebben te maken met verschillende volwassenen die ongetwijfeld proberen de beste zorg te bieden. Het is echter geen plek waar je je als kind weer kunt hechten aan een volwassene.
Juist voor kinderen die uit crisis- of oorlogssituaties komen, is het belangrijk om zich weer thuis te voelen en weer deel uit te maken van een gezin. Dat is de beste manier om ze te laten opgroeien tot gezonde, evenwichtige en gelukkige volwassenen.
Een tehuis is evenmin een plek waar je kunt verblijven; 18 jaar is een gebruikelijke leeftijdsgrens. Maar als ouder zeg je ook niet tegen je eigen kind op hun achttiende ‘nou dat was het dan, tijd om op jezelf te wonen’. Als ouder begeleid je je kinderen naar volwassenheid en sta je, ook als ze eenmaal op zichzelf wonen, voor hen klaar als dat nodig is.
Dat is wat alle kinderen nodig hebben: een volwassene die hen blijvend steunt en een plek biedt die ze ‘thuis’ kunnen noemen. Dat die volwassene niet hun eigen vader of moeder is en dat die plek niet hun eerste ‘thuis’ was, doet daarbij niet ter zake.”
René Clarijs
Hoogleraar Jeugdbeleid en jeugdzorg
Foto: Fred van Laarhoven Fotografie