Dekker doet al sinds 1984 onderzoek naar de palingstand. Hij moest onderzoeken waarom het sinds de zeventiger jaren in het IJsselmeer zo slecht ging met de paling. Gaandeweg kwam hij er achter dat de stand van de paling al veel langer achteruit gaat, en niet alleen in het IJsselmeer maar in heel Europa.
Gemeenschappelijk probleem
Dekker pleitte daarom voor een gezamenlijke Europese aanpak, omdat de afnemende palingstand een gemeenschappelijk probleem is. Sinds 2007 is er een Europees beheersplan, maar er is volgens Dekker nog steeds discussie over hoe de paling het best kan worden beschermd. “Sommigen pleiten voor het stoppen van de vangst op paling. Maar de visserij zegt: als wij stoppen, dan heeft niemand meer belangstelling voor de paling. Daar is wel iets voor te zeggen. Ik zie dat nu gebeuren in bijvoorbeeld Noorwegen en aan de Zweedse westkust. Maar de vraag is nu wat er wèl moet gebeuren.”
Volgens Dekker moeten Europese landen zich om te beginnen realiseren dat het Europese beschermingsplan nog niet echt werkt. Dat plan heeft als doel om de palingstand terug te brengen naar veertig procent van de natuurlijke stand. “Maar het benodigde beschermingsniveau wordt in veel landen niet gehaald. Het herstellen van de palingstand gaat sowieso heel lang duren. Het lukt nog steeds niet om paling te kweken en er is nog te weinig bekend over het leven van de paling. Er worden wel jonge aaltjes uitgezet, maar het effect daarvan is beperkt. Alle beetjes helpen, maar we zijn er nog lang niet. Ik ben blij met wat er gebeurt en wat er is bereikt, maar het is nu vooral van belang dat de Europese landen zich aan de afspraken gaan houden.”
Complex vraagstuk
Andrew Kerr is het met Dekker eens dat er meer samenwerking moet komen om het probleem aan te pakken. “Daarom proberen wij de wetenschap, industrie, natuurbeschermers, waterschappen en overheden bij elkaar te brengen. Vele partijen zijn bereid om met elkaar samen te werken, maar het is wel een complex vraagstuk. Aan de ene kant is er veel illegale handel, vooral de illegale export van grote aantallen jonge aaltjes naar Oost-Azië. Aan de andere kant is er het streven naar duurzaamheid. Wij vinden dat de industrie een grote rol kan hebben in het herstel van de palingstand en willen de industrie daarin begeleiden.”
Zo heeft de Sustainable Eel Group inmiddels een duurzaamheidsstandaard ontwikkeld voor de palingvisserij. Visserijbedrijven in Engeland werken daar al naartoe, evenals een grote visserij in Frankrijk. “Vijf tot tien jaar geleden was er nog vijftig procent sterfte in de vangst”, weet Kerr. “Dat is inmiddels gedaald naar vijf procent. Dat is dus al grote winst. Daarnaast kan de markt druk uitoefenen door alleen nog om paling uit gereguleerde, geregistreerde en goed beheerde bron te vragen.”
Maar de vragen rond de paling zijn ingewikkeld, stelt Kerr. “We begrijpen nog te weinig over oorzaken en gevolgen. Het uitzetten van paling kan bijdragen aan een betere palingstand, maar we weten gewoon niet precies hoe groot de populatie van paling is in de Europese wateren. Er is veel meer onderzoek nodig. Veel mensen zoeken naar dé oplossing, maar niemand weet wat die oplossing is.”
Toegankelijk maken
Er moet iets gedaan worden, vindt Kerr. Niets doen is geen optie. Een mogelijkheid is om wateren meer toegankelijk te maken voor palingen. “In Europa wordt heel veel aan watermanagement gedaan. Vrijwel iedere rivier is door stuwen en dammen geblokkeerd, waardoor de paling niet kan doorzwemmen. In Nederland bijvoorbeeld, blokkeren de vele gemalen de weg voor de paling. In heel Europa zijn tienduizenden waterpompen actief. Je kunt als land proberen om zulke knelpunten aan te pakken. Engeland en Wales zijn al bezig om wateren meer open te maken.”
Kerr benadrukt dat de huidige maatregelen om de paling te beschermen nog onvoldoende zijn. “Er is veel bereikt, maar er is ook nog veel te doen. Samenwerking en passie voor de paling zijn daarbij cruciaal.”