De kwaliteit van het Nederlandse water is in de loop der jaren aanzienlijk vooruitgegaan. Maar, er is nog ruimte voor verbetering. Obstakels en oplossingen op weg hiernaartoe komen aan bod in dit rondetafelgesprek.
“De governance was op orde. Maar uit het rapport van de OESO vier jaar geleden bleek wel dat de waterkwaliteit en het waterbewustzijn in Nederland de komende jaren aandachtspunten zijn. Hieruit vloeide de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater voort.
Het huidige ministerie van Infrastructuur en Waterstaat richt hiervoor de processen in. Toch moet er ook nuance zijn. Nederland is al van ver gekomen. In de jaren ’70 was het bijna mogelijk om een filmrolletje te ontwikkelen in de Rijn. Nu is de waterkwaliteit vele malen beter”, zegt Ingrid ter Woorst, bestuurslid van de Unie van Waterschappen.
Het is het kantoor van het Hoogheemraadschap van Delfland dat de setting vormt voor het rondetafelgesprek over waterkwaliteit. Ook aangeschoven zijn PWN’s CEO Joke Cuperus, Provincie Flevolands Gedeputeerde Jaap Lodders, teamlid Willem Buijs van de Topsector Water en Europees directeur watermanagement van advies- en ingenieursorganisatie Arcadis David van Raalten.
De vijf schetsen een veelheid aan acties die al zijn ondernomen ten gunste van de waterkwaliteit, waaronder het creëren van meer diversiteit in flora en fauna.
Verantwoordelijkheid en maatregelen
Niettemin staat de kwaliteit van het Nederlandse water onder druk. En dat maakt de vraag wat er nodig is voor verbetering en wie de verantwoordelijkheid daarvoor draagt een relevante.
“Met de enorme slagen die al zijn gemaakt zijn nu de meest lastige aan de beurt”, merkt David van Raalten op. “Gelukkig”, zegt tafelgenoot Jaap Lodders, “neemt het bewustzijn dat schoon water een ketenverantwoordelijkheid is toe.
Het bedrijfsleven is hierin een poos achtergebleven maar in Flevoland zie ik toeleveranciers van agrarische producten afspraken maken over de werkwijze en bijvoorbeeld emissies. Ook consumenten zijn zich bewuster van waterkwaliteit.”
De vraag wíe er verantwoordelijk is, is voor Ter Woorst minder relevant. “Het gemeenschappelijk belang moet in kaart worden gebracht”, zegt ze, “zodat partijen hun verantwoordelijkheid wel moeten nemen.
Een grote eye-opener is dat de gewasbeschermingsmiddelenindustrie geen tegenstander, maar een medestander is. We hebben hetzelfde belang: schoon water, ook al gaat het de industrie erom dat schoon water betekent dat hun middelen door het toelatingsbeleid komen.”
Het gemeenschappelijk belang moet in kaart worden gebracht
“Transparantie kan daarnaast de waterkwaliteit bevorderen”, zegt Cuperus. “Het bedrijfsleven moet meer openheid geven over wat er geloosd wordt. Pas dan heeft ook monitoring zin.
Er wordt gewerkt aan een Bestuursakkoord Waterkwaliteit waarin de aanpak van waterkwaliteitsproblemen integraal wordt samengebracht”, zegt zij.
Idealiter begint schoner water bij de bron, klinkt het aan tafel. “Met de nutriënten die nu nog in water verdwijnen kan bovendien”, zegt Van Raalten, “volgens het principe van de circulaire economie verspilling worden voorkomen en hiermee veel zinnigs worden gedaan.”
Wie neemt de leiding?
De al eerder genoemde Delta-aanpak is een kwestie van gedeelde verantwoordelijkheid en samenwerking binnen de hele keten. “Je redt het niet met alleen overheden.
Omdat er zo veel partijen betrokken zijn, is de keten van waterkwaliteit breder en langer dan bij andere waterthema’s”, zegt Lodders. De tijd waarin het Rijk de leidersrol op zich nam is wel voorbij, menen de andere tafelgasten.
De tijd waarin het Rijk de leidersrol op zich nam is wel voorbij.
Het kan zinvol zijn om een persoon aan te stellen die boven de partijen hangt, vergelijkbaar met de deltacommissaris maar dan voor waterkwaliteit, vindt Ter Woorst. “Het moet iemand zijn die de regie kan nemen”, vindt Van Raalten, “die langer dan een kabinetsperiode blijft zitten en zonder belang opereert.
Al zie ik nog wel enkele bezwaren in de keten. Met het betrekken van veel partijen bij de waterkwaliteit bestaat de kans dat zaken nodeloos ingewikkeld worden gemaakt. Gevolg: vertraging. Er zijn al goede initiatieven van overheid en bedrijfsleven samen, ga daar vooral mee door.”
Waterzuivering
Water moet onder meer gezuiverd worden van nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen en mest. Maar ook van medicijnresten. Op de vraag wie dat moet betalen, zegt Cuperus: “Uiteindelijk is dat toch de burger, al proberen we de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk te houden.
Het moet gebeuren. PWN en het hoogheemraadschap voeren samen een pilot uit waarbij we met drinkwatertechnieken microverontreinigingen uit het afvalwater halen. De vraag was niet wie wat moet doen, we zijn gewoon begonnen.”
Gevraagd naar de rol van de farmaceutische industrie zelf, zegt Lodders: “Het is belangrijk dat de industrie wordt betrokken bij de Delta-aanpak. Deze is een onmisbare partner in een dergelijke samenwerking. Ook hier is een aanpak bij de bron vereist. Bij de medicatie dus, en hoe deze in het water terechtkomt.”
“Een groep pijnstillers is ‘watervriendelijk’ te maken”, zegt Ter Woorst, “al is dit een uitzondering. Wellicht is een experiment zoals dat van het Deventer Ziekenhuis met plaszakken een betere optie. Van een patiëntengroep met zware medicatie was 80 procent ertoe bereid om de urine in te leveren bij het ziekenhuis om zo een steentje bij te dragen aan schoner water.”
Focus
“Het is bij zuivering ook van belang om de juiste focus te leggen. Zo weten we dat het merendeel van het water met relatief hoge concentraties medicinale resten zich bij tien procent van de 300 communale waterzuiveringsinstallaties die Nederland telt bevindt.
Met die kennis kun je de focus leggen op die 30 installaties, en hou je de aanpak ook betaalbaar”, vindt Willem Buijs.
Hoewel volledig afbreekbare medicatie realiseren voorlopig een utopie is, zijn de tafelgasten van mening dat de farmaceutische industrie meer stimulans nodig heeft tot innoveren.
Zo kunnen er medicijnen worden ontwikkeld die minder belastend zijn als ze in het water terechtkomen. In die zin kan deze industrie een voorbeeld nemen aan de agrarische sector, denkt Lodders: “Die laatste stond zwaar onder druk in de jaren ’70 en ’80 toen bepaalde middelen werden verboden.
Het dwong het bedrijfsleven ertoe om creatief te zijn, met enorm veel innovaties als gevolg. Van de residuen medicatie in water zijn we ons natuurlijk, dankzij de juiste detectie, pas de laatste jaren bewust geworden. Maar ook hier kan een zekere druk innovatie in de hand werken.”
“Daarnaast kan bewustzijn onder consumenten eveneens bijdragen”, zegt Buijs. “Een groot deel van de mensen die medicatie gebruikt brengt overbodige medicijnen niet terug naar de apotheek. Dat is natuurlijk ook al een stap. Het is ook hierin een kwestie van en-en.”
Meer regels?
Waterkwaliteit naar een hoger niveau brengen begint bij de bron, klinkt het al een aantal keer. Ook stoffen zoals gewasbeschermingsmiddelen moeten in de eerste plaats al niet in het oppervlaktewater terechtkomen. Zijn (meer) wettelijke regels op zijn plaats?
“De industrie pleit hier zelf wel voor”, zegt Ter Woorst. “Puur omdat zij zelf ook belang heeft bij schoon water. Meer regels kunnen ook leiden tot eerlijkere concurrentie.
Nu zijn er ondernemers die erg hun best doen en veel investeren om minder belastend te werken waar een heel peloton achterblijft. Wat overigens niet betekent dat rücksichtlos verbieden alles uit het water haalt.”
Cuperus geeft aan: “De drinkwatersector wil vroegtijdig weten om welke opkomende stoffen het gaat en of ze een risico vormen voor de drinkwaterproductie.”
Van Raalten merkt op: “De consument heeft ook een rol. Die moet, en doet dat gelukkig steeds meer, zich afvragen wat hij precies eet en drinkt en zich ervan bewust zijn wat voor effect dat heeft.”
Kaderrichtlijn
Een stok achter de deur is de Kaderrichtlijn Water waaraan Nederland net als andere Europese landen in 2027 moet voldoen. De vraag aan de tafelgasten luidt of deze eventueel moet worden uitgebreid.
Ter Woorst ziet hiertoe geen aanleiding, wel pleit ze voor een andere invulling met een uitbreiding van partners. Tafelgast Cuperus voegt toe dat ze de kaderrichtlijn als een goed begin ziet, maar dat het niet als sluitstuk moet worden gezien.
Van Raalten is het met haar eens: “Het is heel goed dat een dergelijke richtlijn bestaat en dat er plannen worden gemaakt om doelen na te streven. Wel vraag ik me af of, als de kennis toeneemt, bepaalde normen misschien niet meer zo stringent nodig zijn.
Innovaties kunnen die inhalen. Tegelijkertijd bestaat het risico dat bepaalde normen te vroeg naar beneden worden bijgesteld. Misschien is het noodzakelijk om de lat voorlopig hoog te houden, zodat Nederland de kaderrichtlijn daadwerkelijk gaat halen.”
Natuur
De natuur was lange tijd de beschermer van een groot aantal belangrijke (drinkwater)bronnen in ons land. PWN beheert in opdracht van de provincie 7.334 hectare aan natuurgebieden (inclusief campings). “Zo houden we controle, want schone natuur levert schone bronnen op”, zegt Cuperus.
“De natuur is, niet meer zoals vroeger, de belangrijkste beschermer”, zegt Van Raalten. Tafelgenoot Buijs vult aan: “De natuur kan niet meer volstaan, we móeten water nu eenmaal zuiveren.
Gelukkig zijn we daar enorm goed in en kunnen we dat allemaal, onder grote druk op een klein stukje Nederland en met een grote voedselproductie, met elkaar verenigen. En we zuiveren drinkwater ook nog eens heel goedkoop. Nederland heeft zo’n beetje de laagste drinkwaterprijs van Europa.”
Kwaliteit behouden
De slotvraag luidt in hoeverre landbouwbeleid moet bijdragen aan de kwaliteit van onze bronnen. Gedeputeerde Lodders is van mening dat er al erg veel wordt ondernomen in de sector om water schoon te houden.
De andere aanwezigen benoemen nogmaals dat regelgeving verschillende branches kan stimuleren tot innovatie en wellicht kan leiden tot nieuwe verdienmodellen.
De agrarische sector is al goed in staat gebleken tot groot vernuft en het vermarkten hiervan, zo klinkt het. Waterschapbestuurslid Ter Woorst besluit: “Pas je dat vernuft toe op waterkwaliteit, dan is Nederland nóg meer een gidsland in water.”